Historie
De voorganger van ‘De Vogelenzang’ was een standerdmolen, die in 1816 omwaaide. In 1819 gaf Peter Swinkels daarom opdracht op die plek een stenen molen te bouwen. In die molen werden natuurlijk nog veel goede delen van de standerdmolen gebruikt.
Volgens de overlevering werden de stenen voor de molen ter plekke gebakken van leem dat uit een ven achter de molen kwam. De molen werd gebouwd om graan te malen, gerst te pellen en olie te slaan.
Zoon Antoon volgde zijn vader op als molenaar.
De molen is later verkocht aan Gerardus van der Linden die toen al 20 jaar knecht was op de molen. Gerardus heeft daarna nog 20 jaar op de molen gewerkt. Een leuk feitje: hij werd ouder dan 100 jaar. Gerardus was erg op de molen gesteld, maar verkocht deze in 1933 toch aan Theodorus van Gerwen uit Venray. Deze Theodorus verwijderde alles wat je nodig hebt om olie te slaan uit de molen.
In 1949 werd Joep Sanders de nieuwe eigenaar van de molen. Hij maalde met de molen tot 1964. Omdat er niet altijd voldoende wind was, liet hij in 1957 een electrisch aangedreven Arvilamolen plaatsen. Uiteindelijk werd voornamelijk deze installatie gebruikt en raakte de windmolen in verval.
De gemeente Lieshout werd in 1974 eigenaar en restaureerde de molen zodat er weer graan gemalen kon worden. Daarna heeft Joep Sanders als vanouds met de molen gemalen. In 1984 is hij opgevolgd door zijn zoon Pieter die nu nog de vrijwillige molenaar is.
Molen ‘De Vogelenzang’ is een van de oudste stenen molens in de wijde omgeving en daardoor uniek in het molenbestand.
Beltmolen
‘De Vogelenzang’ is een ronde stenen beltmolen.
Een beltmolen is van origine een grondzeiler, maar is als het ware een verdieping opgetild
door een ruimte die er onder is gebouwd, waardoor de boeren met hun paard en kar onder de molen konden komen. Zo konden de zakken graan eenvoudiger worden gelost en ook de
zakken meel weer worden geladen.
Een bijkomend voordeel is dat daardoor de hele molen hoger is en de wieken daarom meer wind kunnen vangen. In de belt zitten kruipalen die nodig zijn om de molen te kunnen kruien (ervoor zorgen dat de wieken recht op de wind staan). De molenaar kan vanaf de belt de zeilen op de wieken leggen, de molen op de wind kruien en de vang (de rem) lichten, zodat de wieken gaan draaien.
Beltmolens staan vooral in het oosten en het zuiden van Nederland, omdat daar voldoende zand is om deze heuvels te maken.
