Historie
Het Nupke is het Brabants voor nopje, knoopje of bultje. Het stukje grond waar de molen in 1843 op is gebouwd, had een natuurlijke verhoging in het landschap, waarom de bewoners misschien al eeuwen terug die plek zo noemden. Nadat rond het midden van de vorige eeuw alle lapjes grond in kaart werden gebracht door het kadaster, kregen alle stukken grond een nummer en indien bekend ook de natuurlijk ontstane naam. De molen zelf heeft echter nooit een naam gehad, totdat de eerste vrijwillig molenaar Wim Vlemmix tijdens de grote restauratie van 1979 op het idee kwam de molen die naam te geven.
De bouwer/eigenaar/molenaar van deze Geldropse belt-korenmolen op een perceel, genaamd “het Nupke”, was de uit het Belgische Overpelt afkomstige Anthonij Sevens. Uit de schaarse archiefstukken is bekend dat deze molenaar in compagnie met molenaar Dirk Verbeek uit Heeze waarschijnlijk al vóór 1814 de watermolen op de Kleine Dommel in Geldrop en de windmolen in Zesgehuchten bemaalde. Dirk Verbeek was de pachter van voornoemde molens en Anthonij Sevens was bij hem in dienst als molenaar en beiden – om wat voor reden dan ook – kregen onenigheid met elkaar.
Sevens verbrak eind 1841 de samenwerking om in Geldrop een eigen wind-graan- en oliemolen te bouwen, waartoe hij op 18 december van dat jaar aan Z.M. Koning Willem II vergunning vroeg. Het gemeentebestuur van Geldrop liet reeds vijf dagen later (!) aan de Commissaris van de Koning weten dat er geen bedenkingen tegen het plan bestonden.
Toen de molen in 1843 verrezen was, verkreeg Sevens ingevolge de wet van 28 maart 1828 op zijn verzoek vrijdom van grondbelasting voor acht achtereenvolgende jaren. Hij heeft ze niet kunnen volmaken, want in 1849 reeds overleed de toen zestigjarige mulder.
De erven Sevens zetten de zaak voort en staan dan in het patentregister beschreven als “windkorenmolenaar, boekweitmolenaar, moutmolenaar, olieslager en garstpeller” en in 1849 volgt zijn 28-jarige zoon Anthonius hem op als molenaar.
Daarna meldt zich weer de familie Verbeek in de persoon van de uit Heeze afkomstige Theodorus Verbeek, een rasechte molenaarszoon, die in 1870 op 38-jarige leeftijd de molen aankoopt. De mulder vestigt zich met zijn vrouw – Christina Dupuis, dochter van de huisarts Dupuis uit Heeze – en zijn twee kinderen vanuit Stiphout in Geldrop. De perceelsaanduiding gewaagt in 1873 van de Kiezelweg en de mulder staat in het laatste patentregister beschreven als “windkorenmolenaar, binnenlands koopman in het klein, moutmolenaar, bij afwisseling olieslager”.
Als Theodorus Verbeek zich tenslotte uit de zaken terugtrekt, zetten zijn zoons het molenbedrijf voort, tot in 1920 de derde eigenaar op de molen komt: de dan 26-jarige Paulus Joseph Rooymans, die zich al een jaar eerder vanuit Eersel in Geldrop vestigde. Als zijn beroep wordt vermeld: “molenaar, reiziger en herbergier”. Hij trouwt in Geldrop op 15 juni 1920 met de 22-jarige Wilhelmina Smeets uit Valkenswaard, die in de komende twaalf jaar ten minste acht kinderen ter wereld zal brengen. De in de kadastrale legger als graanoliemolen aan de Kiezelweg aangeduide windmolen zal dertien jaar in Rooymans bezit blijven; hij verkoopt deze in 1933 aan molenaar Obbing.
Molenaar Johannes Bernardus Obbing werd geboren op 30 juli 1896 in Wehl. Zijn ouders waren Antonius Obbing en Lamerdina Schenning. Hij was getrouwd met Helena Cornelia Middegaal op 29 november 1928, dochter van Hendrikus Middegaal en Christina Santegoeds. In 1932 komt Obbing met vrouw en kind vanuit Waalre in Geldrop wonen en vestigt zich na aankoop van de molen in het molenhuis aan de Laarstraat. Uit dit huwelijk werden drie kinderen geboren: twee dochters en een zoon. Bij de bevrijding van Geldrop in 1944 wordt de elfjarige enige zoon Antonius door een militair voertuig overreden. Molenaar Obbing bleef tot aan zijn dood in 1967 zijn beroep uitoefenen. Zijn vrouw was in 1963 overleden, waardoor de molen in eigendom overging naar de twee dochters: Hendrika en Johanna Obbing.
Omdat de dochters niet het beroep van molenaar uitoefenden, stond de molen de volgende tien jaar buiten werking, wat leidde tot groot verval. Wel werd de molen in 1968 op de rijksmonumenten-lijst geplaatst. De gemeente Geldrop, die zich in 1949 al verbonden had om mulder Obbing niet in de uitoefening van zijn beroep te belemmeren en daarom aan de nieuwe weg, de Molenakker, een open bebouwing voorschreef, liet notarieel vastleggen dat zij bij eventuele verkoop van de molen recht van voorkeur had.
In 1978 kon de gemeente Geldrop – na veel vijven en zessen – het koopcontract ondertekenen en werd – met grote inzet van molenbouwer Adriaens en de gemeente – aan een algehele 200.000 gulden kostende restauratie begonnen die een jaar in beslag zou nemen. Hiermee heeft Geldrop een volwaardige in goede staat zijnde molen op zijn grond weten te behouden; niet meer om het broodnodige graan te malen, maar wel als een levend monument, zichtbare cultuur uit een nabij verleden, tot ‘Leringhe en de vermaeck’ voor ieder die erin is geïnteresseerd.
Op 10 mei 1980 (Nationale Molendag) werd de molen officieel weer in gebruik genomen door de eerste vrijwillige molenaar op het 't Nupke, Wim Vlemmix, hij bemaalde de molen tot januari 1989. Door de jaren heen zijn, en waren, er meerdere vrijwillige molenaars actief:
Hans Tielemans 1983 - 2020
Frans Tullemans 1993 - † 30-7-2024
Dave Royle 2012 - 2021
Willem Boender 2014 - heden
Aart van Gorkum 2017 - heden
Peter Ketelaars 2023 - heden